Veelgebruikte termen bij 3D-printen

3D-printen kent veel technische termen die niet altijd direct duidelijk zijn. Daarom hebben we een overzicht gemaakt van de meestgebruikte begrippen, zodat je snel begrijpt waar het over gaat.


Basisbegrippen

🔹 3D-printen – Het proces waarbij een digitaal model laag voor laag wordt omgezet in een fysiek object met een 3D-printer.

🔹 Additive Manufacturing (AM) – Een verzamelnaam voor productiemethoden waarbij materiaal laag voor laag wordt toegevoegd, zoals 3D-printen.

🔹 CAD (Computer-Aided Design) – Software waarmee digitale 3D-modellen worden ontworpen voordat ze worden geprint.

🔹 G-code – De code die de 3D-printer instructies geeft over hoe het object geprint moet worden.

🔹 Slicer – Software die een 3D-model omzet in lagen en G-code genereert voor de printer. Een bekende slicer is Cura.

🔹 Nozzle – Het mondstuk van de printer waar het gesmolten filament uit komt.

🔹 Extruder – Het onderdeel van de printer dat het filament door de nozzle duwt en smelt.

🔹 Hotend – Het verwarmde deel van de extruder waar het filament smelt voordat het door de nozzle wordt geperst.

🔹 Build Plate (Print Bed) – De ondergrond waarop het 3D-object wordt geprint. Dit kan verwarmd of ongeverwarmd zijn.

🔹 Firmware – De software op de 3D-printer die de hardware aanstuurt en instellingen beheert.


Printtechnieken

🔹 FDM (Fused Deposition Modeling) – Een veelgebruikte printtechniek waarbij gesmolten filament laag voor laag wordt aangebracht.

🔹 SLA (Stereolithografie Apparatus) – Een printtechniek waarbij vloeibare hars met een laser wordt uitgehard.

🔹 DLP (Digital Light Processing) – Een techniek vergelijkbaar met SLA, maar gebruikt een projector om hars in één keer per laag uit te harden.

🔹 Resin Printing – 3D-printen met vloeibare hars, vaak gebruikt voor zeer gedetailleerde prints.


Materialen

🔹 PLA (Polylactic Acid) – Biologisch afbreekbaar en eenvoudig te printen, ideaal voor beginners.

🔹 ABS (Acrylonitrile Butadiene Styrene) – Sterker en hittebestendiger dan PLA, maar lastiger te printen vanwege krimp en warping.

🔹 PETG (Polyethylene Terephthalate Glycol) – Een combinatie van PLA en ABS, sterk en flexibel.

🔹 Nylon – Een duurzaam, slijtvast materiaal, maar moeilijker te printen vanwege vochtabsorptie.

🔹 PVA (Polyvinyl Alcohol) – Een wateroplosbaar filament, vaak gebruikt voor ondersteuningsstructuren bij dual extrusion prints.

🔹 Resin – Een vloeibaar materiaal gebruikt in SLA-printers voor extreem gedetailleerde prints.

🔹 Carbon Fiber Filament – Filament versterkt met koolstofvezels, wat het extra sterk en licht maakt.

🔹 TPU (Thermoplastic Polyurethane) – Een flexibel filament, perfect voor rubberachtige objecten.


Printinstellingen en -technieken

🔹 Auto Bed Leveling (ABL) – Een functie waarbij de printer automatisch de hoogteverschillen van het printbed detecteert en compenseert.

🔹 Bed Adhesion – De hechting van het eerste printlaagje aan het printbed, essentieel voor een succesvolle print.

🔹 Brim – Een extra rand rondom de print voor betere bedhechting.

🔹 Raft – Een extra laag onder de print om warping te voorkomen en de hechting te verbeteren.

🔹 Infill – De structuur binnenin een 3D-print, die de sterkte en het gewicht beïnvloedt. Een veelgebruikte structuur is honeycomb infill.

🔹 Support Structures – Steunen die worden geprint om overhangende delen te ondersteunen.

🔹 Layer Height – De dikte van elke geprinte laag; hoe dunner, hoe gedetailleerder de print.

🔹 Flow Rate – De hoeveelheid filament die wordt geëxtrudeerd, kan worden aangepast voor een betere printkwaliteit.

🔹 Retraction – Het terugtrekken van filament tussen verplaatsingen om stringing (draadjesvorming) te voorkomen.

🔹 Travel Speed – De snelheid waarmee de printkop beweegt tussen verschillende printposities.

🔹 Warping – Het kromtrekken van de print door temperatuurverschillen. Oplossing: verwarmd printbed of betere bedhechting.

🔹 Nozzle Clog – Een verstopping in de nozzle, vaak veroorzaakt door verbrand filament of vuil.

🔹 Initial Layer – De eerste laag van de print, die cruciaal is voor een goede hechting aan het printbed.

🔹 Vase Mode – Een printmodus waarbij de printer een object in één continue spiraalvormige beweging print, zonder zichtbare lagen.

🔹 IDEX (Independent Dual Extruder) – Een printer met twee onafhankelijke extruders, waardoor je met twee kleuren of materialen tegelijk kunt printen.


Veelvoorkomende problemen en oplossingen

🔹 Stringing (Ooze) – Draadjes tussen verschillende delen van de print. Oplossing: verhoog de retractie-instelling en pas de temperatuur aan.

🔹 Layer Shifting – Verschuiving van lagen tijdens het printen. Oplossing: controleer of de riemen goed gespannen zijn.

🔹 Under-Extrusion – Te weinig materiaal komt uit de nozzle. Oplossing: verhoog de extrusie-instelling of reinig de nozzle.

🔹 Overhang – Een deel van het object dat uitsteekt zonder ondersteuning. Oplossing: gebruik support structures of optimaliseer de printoriëntatie.

🔹 Jerk & Junction Deviation – Instellingen die de snelheid en precisie van bewegingen beïnvloeden.

🔹 Glass Transition Temperature – De temperatuur waarbij het filament begint te verzachten zonder te smelten.


Meer leren over 3D-printen?

Heb je vragen over 3D-printen of zoek je advies voor je project? Neem gerust contact met ons op!